Jan Palach's zelfverbranding in Praag
De jonge student viel niet op, toen hij op de vroege middag van 16 januari 1969 over het Wenceslasplein in Praag liep. Aan de voorzijde van het Nationale Museum, trok hij zijn jas uit. Uit zijn aktetas haalde hij een fles met het opschrift Ether. Hij opende het met een mes, rook eraan en goot daarna de benzine over zijn hoofd en lichaam. Eén aangestoken lucifer later en hij stond in brand. Hij sprong over de reling en rende tussen de geparkeerde auto's door haar het beeld van St. Wenceslas. Hij werd bijna overreden door een passerende tram. Toen viel hij.
Zijn huid en kleren stonden inmiddels in vuur en vlam. Passanten wilden de vlammen doven met hun jassen, maar hij wees ze ondanks de pijn nog op zijn aktentas. Daarin zat een brief. Dat was belangrijk. Na een paar minuten kwam er toevallig een ambulance van het ministerie van Binnenlandse Zaken langs en stopte ter plaatse. Hoewel hij voor 85% verbrand was, fluisterde hij vlak voordat hij stierf tegen de arts in het ziekenhuis, dat het zijn plicht was om zichzelf te verbranden. Als protest tegen de invasie van door de Russen geleide Warschaupact-troepen in zijn land.
Zijn naam was Jan Palach.
Een schok ging door het toenmalige Tsjecho-Slowakije. Nog op dezelfde dag van zijn dood trokken 200.000 mensen naar de plek om hem te herdenken. Tijdens zijn begrafenis was er in heel het land officieus 1 minuut stilte.
Jan Palach riep om vrijheid
Er was een nieuw elan ontstaan in het land. Een beweging tegen de eigen communistische onderdrukking in: de Praagse lente van ’68. Niet alleen vanuit de bevolking, maar ook in meer progressieve regeringskringen wilde men verandering. Premier Alexander Dubček pleitte voor een socialisme met een ‘menselijk gezicht’, voor vrijheid van meningsuiting, scheiding tussen politie en geheime diensten en last but not least: legalisering van andere politieke partijen.
Daarna kwam in juni ‘68 vanuit schrijverskringen het ‘Manifest van 2000 woorden’ dat een scherpe aanval was op de conservatieve vleugel van de communistische partij door deze openlijk ‘tot een naar macht hunkerende organisatie’ te verklaren. Nog in datzelfde jaar van 1968 werd alles de kop ingedrukt door een militaire invasie.
Palach had dat jaar zelf brieven gestuurd naar de regering om censuur en propaganda op te heffen maar werd niet gehoord. Hij schreef:
‘Mij viel het lot de eer te beurt de eerste fakkel te zijn. Als binnen vijf dagen niet aan onze eisen tegemoet is gekomen (…) dan zullen nieuwe fakkels ontbranden.’
Palach nam daarbij een voorbeeld aan de Boheemse kerkhervormer Jan Hus, die ook zijn dood vond in het vuur omdat hij voor de waarheid streed. En een maand later stak ook de student Jan Zajíc zich in brand bij het Wenceslasplein. Eerder had hij deelgenomen aan een hongerstaking en een herdenkingsceremonie voor de omgekomen Jan Palach.
Jan Zajíc zijn afscheidsbrief
In een brief die hij achterliet schreef Jan Zajíc:
‘Mama, papa, broer, zusje Ik ben al dood of bijna dood als je deze brief leest. Ik weet wat een zware slag mijn daad voor je zal zijn, maar wees niet boos op mij. Helaas zijn we niet alleen op deze wereld. Ik doe dit niet omdat ik het leven moe zou zijn; integendeel, ik koester het te veel (…)’
Rond half één 's middags liep Jan Zajíc de doorgang van het gebouw op nr. 39 op het Wenceslasplein in en stak zijn met chemicaliën doordrenkte kleren aan en zette zichzelf in vuur en vlam. Hij was niet meer in staat om de deur uit te rennen, stortte in en stierf in de gang. In de dagen daarna staken nog meer personen zichzelf in brand uit protest tegen de beknotting van vrijheden. Palach en Zajíc zijn het meest bekend geworden.
De communistische propaganda werkte op volle toeren om de zelfverbrandingen in diskrediet te brengen. Een partijfunctionaris ontvouwde een theorie van ‘koud vuur’ bij de dood van Palach: dit vuur had hem nooit kunnen verbranden en zou maar symbolisch zijn bedoeld… maar waarschijnlijk was het ergens misgegaan. Niemand in de perfecte communistische heilstaat zou zich toch echt in brand steken om kritiek te hebben.
Geen rust na zijn dood
De begrafenis van Palach op de Olšany-begraafplaats in Praag op 25 januari 1969 mondde uit in een enorme demonstratie tegen de Sovjetbezetting. Maar Palach zou zelfs in zijn graf geen rust mogen vinden. In oktober 1973 liet de geheime politie zijn resten zonder toestemming van de familie cremeren en verving zijn stoffelijk overschot door het lichaam van een oudere dame. Zijn as kreeg ‘huisarrest’ en moest bij zijn moeder in Všetaty blijven. De politie stond haar eerst zelfs niet toe om de urn op de plaatselijke begraafplaats te plaatsen. De geheime politie hield ook daar zijn grafmonument in de gaten en verbood volgelingen bloemen te leggen bij de urn. De as van Jan Palach werd pas in 1990 weer naar Praag vervoerd.
Grafmonument van Jan Palach
Jan Palach is herbegraven op de zeer uitgestrekte Olšany begraafplaats in Praag. Hier staat zijn uiteindelijke grafmonument en er worden nu wel regelmatig bloemen gelegd. De gevolgen van oorlog en vrede, van vrijheid en onderdrukking zijn om hem heen verzameld. Hier zijn de graven van gesneuvelde Tsjechische legionairs en soldaten van het Rode Leger uit de Eerste Wereldoorlog, slachtoffers van de Slag om Dresden in 1813, slachtoffers van de opstand van Praag, soldaten van het Gemenebest van Naties en het Russische Bevrijdingsleger uit de Tweede Wereldoorlog.
Ook bij de dood van Jan Zajíc greep de overheid in. De politie verbood ook hier dat Jan Zajíc werd begraven in Praag uit angst voor demonstraties en ongeregeldheden. Hij werd later, met in de rouwstoet een aantal vrouwen met witte jurken, begraven in zijn geboortedorp Vítkov.
Namen om niet te vergeten
Ook andere vrijheidsstrijders die zichzelf in brand staken hebben een gedenksteen, zoals Evžen Plocek uit Jihlava. Ondanks ook tegenwerkingen hier konden de arbeiders van Motorpal, de fabriek van Plocek, een openbare begrafenis houden in Jihlava. Maar geen woord over de heldhaftige zelfverbranding haalde de gecensureerde kranten. Ook de stille en rationele accountant Ryszard Siwiec stak zichzelf in brand tijdens een festival in Warschau en hield een spandoek omhoog met ‘voor onze en jullie vrijheid.’ Bij het stadion in Warschau staat een zuil ter nagedachtenis aan zijn opoffering.
Tomáš Halík, Rooms Katholiek priester en klasgenoot van Palach zei:
‘Voor mij opende de dood van Jan Palach een andere dimensie van de Tsjechische geschiedenis. Het was niet langer meer een kwestie van politiek maar een kwestie van morele en spirituele waarden. Zijn daad veranderde op dat moment de geschiedenis niet, maar wel veranderde hij de levens en de gewetens van sommige mensen, zoals ikzelf en mijn vrienden’.
Monumenten en plaquettes in Praag
In het begin was het voor aanhangers van Palach moeilijk om een monument te realiseren. Het werd gedwarsboomd door de geheime politie. Men wilde de daad het liefst zo mogelijk verzwijgen.
Maar het is er! Op de plek waar Palach zich in brand stak is een aangrijpend monument gerealiseerd om Palach en Zajíc te herdenken. Een voorbijganger merkt het amper op: het monument ligt zomaar tussen de straatstenen, zonder een bordje met beschrijving. Iemand die het zag schreef:
‘Het is een monument dat je naar de keel grijpt. Een verbogen en verbrand kruis op de grond. Je ziet een kronkelend mensenlichaam dat brandt als een fakkel. Het kruis staat niet rechtop, zoals we gewend zijn, maar ligt plat op de grond — je kunt er zo overheen lopen of op spugen.’
Ook op het Wenceslasplein, half verscholen tussen de struiken, is er ook een kleine plaquette wat herinnert aan de zelfverbranding van de twee studenten. Ook hier worden nog altijd bloemen gelegd. Ook in het buitenland zijn gedenktekens, zoals in Rome en Londen.
Geschiedenis is actueel
Mogelijk dat de aandacht voor deze vrijheidsstrijders toeneemt, nu Rusland zich opnieuw een bezettingsmacht toont in Oekraïne.
Wie Praag bezoekt voelt de herleefde strijdvaardigheid van de bevolking tegen de Russische overheersing. Onlangs werd er geld ingezameld voor de aanschaf van een militaire tank voor Oekraïne en op regeringsgebouwen en kerken hangen vrijheidsleuzen.
Praag is zo met zijn herinnering aan de dood van Jan Palach en al die anderen die kozen voor de vuurdood, een stad van historische betekenis en laat dat zien. Zo zijn er de laatste jaren nog twee monumenten bijgekomen: een grote kopergravure met de beeldtenis van Palach aan de buitenmuur van de Universiteit van Praag. En ook heeft de Amerikaans-Tsjechische architect John Hejduk twee blokken geplaatst met gevaarlijk uitziende punten die naar de lucht wijzen: het ‘huis van de zelfmoord’ en het ‘huis van de moeder van de zelfmoord’.
Monumenten en eerbetuigingen
Door heel Praag vind je monumenten en eerbetuigingen voor Jan Palach, Jan Zajíc en anderen die het leven hebben gegeven voor Tsjechië. In samenwerking met Expats.cz laten wij er een aantal zien.
Film over Jan Palach
De zelfverbrandingen van Jan Palach en Jan Zajíc hebben tot boeken en films geleid.
De HBO-miniserie Burning Bush (2013), geregisseerd door Agnieszka Holland, onderzoekt wat er gebeurde in de nasleep van Palachs zelfverbranding, terwijl een jonge advocaat zijn familie verdedigt tegen communistische onderdrukkers die Palach’s nalatenschap in diskrediet proberen te brengen.
Ook is er de speelfilm Jan Palach (2018) van regisseur Robert Sedláček die de beklemming beschrijft van de jonge student die in zijn maatschappij de vrijheden onder druk voelt staan, wat hem aangrijpt en leidt tot zijn zelfdoding. Saillant: Russische tanks rolden weer door Praag tijdens de opnames, tot schrik van de inwoners.
Ook zijn er boeken verschenen, zoals Het korte leven van Jan Palach van Sitruk Anthony.
Over het leven en zelfverbranding van Jan Zajíc verscheen de documentaire ‘Jan Zajíc- Fakkel No 2’, van regisseuses Monika Horsáková en Klára Řezníčková. Deze documentaire is een terugblik
van de familieleden van Jan Zajíc. Zij zijn getekend door zijn daad en hadden graag gezien dat hij zichzelf niet om het leven had gebracht. Josef Šorm schreef een boek onder dezelfde titel.
Plekje op Olsany
voor Jan Palach
Kale elzetakken flirten met grafzerken,
eenzaam als verstokte vrijgezellen. Winter-
licht valt op het plekje naakte aarde, niet
ver van de kerkhofmuur.
Ik ken zijn foto, de zachte jongenstrekken,
eenentwintig jaar, zijn toekomst legde hij
in de as (ofschoon geen zelfmoordenaar).
Ik weet de plek op het Wenceslasplein,
het vuur rende met hem mee, drong steeds
dieper in zijn huid. De oogleden weggebrand
doet zijn nacht voorgoed geen ogen dicht.
Met geheven vlam zweren kaarsen sindsdien
onze eed van trouw. Ook op dat plekje op
Olsany. Het is weer lente. En wat voor één.
De elzen kijken hun katjes uit.
Jana Beranová 1996